Jacob (Jacobus) Balm

1760 – 1812

Jacob Balm, de tweede zoon van Jacob (Jaques) Balm en Catharina Ottenhof, wordt op 21 januari 1760 geboren in de Sint Geertruidesteeg te Amsterdam.


Hij wordt op 23 januari gedoopt in de oude Waalse kerk.

doopakte Jacob Balm


Oude Waalse Kerk aan de Oudezijds Achterburgwal
prent uit 1805


Doopgetuigen van Jacob zijn Michiel Ottenhoff, broer van Catharina, en Cornelia Kanter.

Op 14 januari 1780 trouwt Jacob op negentien-jarige leeftijd met de zevenentwintig-jarige Catharina Pieterse Waaterman, ook afkomstig uit Amsterdam.
De vermelde leeftijd van Jacob in de trouwakte is overigens eenentwintig jaar.
Catharina ondertekent de trouwakte met een kruisje.
Zijn vader Jacob is getuige bij zijn huwelijk.

trouwakte Jacob (Jaques) Balm en Catharina Pieterse Waterman

Catharina woont voor haar huwelijk aan de Bierkaaij.
Haar ouders zijn dan al overleden.

de Bierkaaij, met op de achtergrond de Oude Kerk


de aanlegplaatsen voor de bierhandel aan de Bierkaaij


De Bierkaaij is een kade langs de Oudezijds Voorburgwal.
Aan de kade wordt het bier gelost dat afkomstig is uit Hamburg.
De zegswijze “het is vechten tegen de bierkaai” voert terug naar de ruige bevolking die daar woont en werkt.

Jacob en Catharina verhuizen naar een woning in de Sint Annendwarsstraat.
De Sint Annendwarsstraat is een zijstraat van de Sint Annenstraat, waar zijn vader en moeder wonen en is gelegen vlak achter de Bierkaaij.
Vanuit de Sint Annendwarsstraat is de Oude Kerk te zien.

Sint Annendwarsstraat met uitzicht op de Oude Kerk


Schilderij uit 1780 van het Oude Kerkplein door Cornelis Springer

Jacob is kruier (sleper) van beroep.

Hun eerste kind, Harnoldus, wordt geboren rond 20 maart 1781.
Hij wordt gedoopt op vrijdag 23 maart in de Oude kerk.
Zijn grootouders Jacob en Catharina zijn de getuigen.

interieur Oude Kerk


Rond deze tijd verhuist het gezin terug naar de Bierkaaij.
Jacob en zijn vrouw leven in armoede.
In september 1781 krijgt Jacob een gift van de Waalse kerk ter grootte van fl 25,–.
Dit staat genoteerd in “Les Livres des Dons”.



Les Livres de Dons

Harnoldus overlijdt begin oktober 1781 aan de pokken.
Hij is een half jaar oud geworden.
Op 9 oktober wordt hij begraven vanaf de Bierkaaij.

Kort daarna, in december 1781, overlijdt Catharina Ottenhof, de moeder van Jacob. Zij wordt begraven op het Sint Antonieskerkhof.

In één van de laatste dagen van februari 1783 wordt Jacob, de tweede zoon van Jacob en Catharina Pieterse Waaterman, geboren.
Hij wordt 28 februari gedoopt in de Oude Kerk.

In februari 1785 krijgt Jacob weer een financiële ondersteuning vanuit de Waalse kerk, ditmaal ter grootte van fl 20,–.

Het gezin verhuist naar de Duijfjessteeg, een steegje tussen het Rokin en de Kalverstraat.

de Duijfjessteeg rond 1950

Ets van de Duijfjesteeg uit 1782.
In het midden de Oude Beurs van Hendrick de Keyser.
Rechts achterin is de ingang van de Duijfjessteeg.

Het pontje over het Rokin op een tekening uit 1850.
Half verscholen achter de boom is de ingang van de Duijfjessteeg.

Op 15 november 1787 overlijdt zoon Jacob, hun de tweede kind.
Hij is vier jaar oud geworden en wordt begraven op het Sint Antonieskerkhof.

De oude vader Jacob (Jaques) sterft begin maart 1792.
Op 14 maart wordt ook hij begraven op de Sint Antonieskerkhof.

Jacob en Catharina krijgen in de maand maart 1792 weer een gift; deze keer ter grootte van fl 28,30.

In de komende jaren verslechteren de economische omstandigheden in Amsterdam.
Enige jaren na de Franse revolutie uit 1789 worden de zuidelijke Nederlanden door Frankrijk onderworpen, onder leiding van generaal Jean-Charles Pichegu.

verovering van Utrecht

Op 10 januari 1795 trekken de Franse troepen over de bevroren rivier de Waal.
Amsterdam wordt op 19 januari 1795 bezet en de Bataafse Republiek wordt uitgeroepen. Nederland wordt een vazalstaat van Frankrijk.

feest op de Dam bij het begin van de Franse tijd


De handel krijgt een grote klap door de invoering van het continentale stelsel. Er mag geen handel meer gedreven worden met Engeland.

De in- en uitvoer van producten daalt sterk.
Men schat dat in 1795 16 % van de Amsterdamse bevolking afhankelijk is van de armenzorg.
Meer dan de helft van gezinnen leeft van een jaarinkomen dat lager is dan fl 300,–.
Omgerekend naar huidige waarde komt fl 300,– overeen met circa
€ 2100,– . Dit komt dit neer op een maandelijks bedrag van € 166,–.

Tot de groep armen behoren ongeschoolde arbeiders en dienstverleners, zoals dienstboden, wasvrouwen en naaisters.

Op 25 april 1798 krijgt Jacob een gift van fl 20,00.

Catharina Pieterse Waaterman overlijdt in 23 september 1802 op negenenveertig-jarige leeftijd.
In de laatste periode van haar leven wordt ze opgenomen in het Buitengasthuis.
Het Buitengasthuis is oorspronkelijk het pesthuis van Amsterdam.
In 1891 wordt het gebouw aan de Eerste Helmerstraat afgebroken om plaats te maken voor het Wilhelmina Gasthuis.

Bij haar sterfdatum is de aantekening “innocent” geschreven.
Ze is geestesziek.


het Buitengasthuis medio 1817
getekend door Gerrit Lamberts

het Buitengasthuis met het beeld “de dolhuisvrouw”

Het beeld dateert uit 1662.
Het is ontworpen door Hendrick de Keyser en gemaakt door de beeldhouwer Geraert Lambertsz.

slaapcel uit het Buitengasthuis


Jacob is 42 jaar. Hij blijft alleen achter; zijn vrouw en twee zonen zijn overleden.
Al spoedig hertrouwt hij op 20 mei 1803 met de 23-jarige Elisabeth (Lijsje) ter Voort.
Het huwelijk staat eerst gepland op 13 mei 1803.
Het wordt dan niet voltrokken, maar een week uitgesteld.
Waarom dit gebeurt, is niet duidelijk. Misschien heeft Jacob het overlijdensbewijs van zijn eerste echtgenote niet bij zich.



huwelijksakte 20 mei 1803

huwelijksakte 13 mei 1803


Jacob en Lijsje wonen ten tijde van het huwelijk in de Tichelstraat, een zijstraat van de Lijnbaansgracht. In de akte staat vermeld: “tegenover de sleper.”
Kan hier een relatie gelegd worden met Jacob’s beroep als kruier?


stratenplan met de Tichelstraat en de Lijnbaansgracht

Over de brug is de ingang naar de Tichelstraat.
Ets van Pieter Schenk uit 1710 van de geschuts-en klokgieterij.

Tekening van J. Rieke van de Lijnbaansgracht en rechts de Tichelstraat.

De Tichelstraat en hoek van de Lijnbaansgracht op een foto uit 1920. Handkarren……is dit tegenover de sleper?

De Tichelstraat ligt in de Amsterdamse volkswijk “de Jordaan”. Sommige bedrijven, zoals de stadgeschuts- en de klokkengieterij, worden van de grachtengordel geweerd en naar de Jordaan verplaatst.
Dit geldt ook voor het Salpeterhuis. Salpeter wordt gebruikt voor het maken van buskruid.
De gieterij stond op de hoek van de Lijnbaansgracht met de Tichelstraat.

Op 19 september 1804 wordt hun eerste kind, zoon Jacob, geboren.
Hij wordt op 26 september 1804 gedoopt in de Nieuwe Kerk op de Dam.
Jan Balm en Maria van der Mieren zijn de getuigen. Wie Jan Balm is, is niet bekend.

Nieuwe Kerk in 1780

Interieur Nieuwe Kerk

Op 25 november 1806 wordt de tweede zoon Hendrikus (Hein) geboren.
Hij wordt op 3 december gedoopt in de Nieuwe Kerk.
Zijn doopgetuigen zijn grootvader Hendrik ter Voort en grootmoeder Alida Bos.


Het derde kind, zoon Johannes (Jan), wordt geboren op 18 augustus 1811. Hij wordt op 21 augustus gedoopt in de Nieuwe Kerk.
Zijn doopgetuigen zijn Casper Brouwer en Jansje ter Voort.

Nederland wordt in 1810 volledig geannexeerd door Frankrijk.
Lodewijk Napoleon, de jongere broer van keizer Napoleon Bonaparte, wordt na conflicten met zijn broer afgezet en verliest zijn titel “koning van Holland”.


Lodewijk Napoleon (1778-1843) “Koning van Holland”

Het aantal inwoners van Amsrterdam daalt in deze jaren sterk.
Het aantal daalt van 221.000 inwoners in 1795, naar 190.000 in 1815.
Er heerst armoede; zo ook bij het gezin van Jacob en Lijsje.

De laatste jaren van zijn leven is Jacob schoenmaker van beroep.
Dit staat genoteerd in het patiëntenregister uit 1830, waarin de opname van zoon Hendrikus beschreven staat.
Jacob is dan overigens al achttien jaar dood.

Zij krijgen volop steun van het stadsbestuur.
De regenten van “de Huiszittende Stadsarmen” zijn belast met de zorg voor deze groep inwoners, die niet in een tehuis maar in een eigen woning leeft.
Deze armen worden vanuit een centraal uitdelingskantoor ’s zomers bedeeld met brood en ’s winters met brood en turf.

het uitgiftekantoor van de Huiszittenhuizen

Sinds 1649 zetelen de Nieuwezijds Huiszittenmeesters aan de Prinsengracht, bij de Leliegracht 237.
Eerder heeft men daar een pakhuis laten bouwen.
In het nieuwe gebouw is een kantoor voor de regenten en een bakkerij waar brood voor de armen wordt gebakken.
In het lage gebouw er ernaast, nu nummer 235, konden de huiszittende armen zich inschrijven. Het geeft ook toegang tot de binnenplaats waar de voedseluitdelingen plaatsvinden.


De zorg aan Jacob en Catharina wordt verleend in de winters van 1809 tot en met 1812. Ook in de zomer van 1812 krijgt het gezin steun.
In het register staat een staat de vermelding dat de kinderen “gepokt” hebben en dat Johan ,eenmaal Johanna genoemd, in 1812 is gevaccineerd.

Het gezin verhuist naar de Mandenmakerssteeg 6, een steegje tussen het Damrak en de Nieuwendijk en tegenover de huidige Beurs van Berlage.

De Mandenmakerssteeg gezien van vanaf het Damrak in 1883, naar een tekening van L. Kiefer. De steeg bevindt zich in het midden ter hoogte van de paardentram.

De Mandenmakerssteeg, ter hoogte van de lantaarnpaal, in 1920.

Op woensdag 25 maart 1812 overlijdt Jacob op 52-jarige leeftijd.


Het is niet bekend waar Jacob begraven wordt.

Lijsje ter Voort krijgt in de winter van 1812 nog éénmaal steun.


Zij en de kinderen moeten in grote armoede geleefd hebben.
In de akte staat vermeld dat Lijsje op 31 januari geroyeerd wordt, in verband met het verstoten van de kinderen.
De kinderen zijn jong; Jacob is 7 jaar, Hendrik is 5 jaar en Johan is 7 maanden oud.

Lijsje trouwt met Jan Hendrik Schnuck.
Het is niet bekend of de kinderen met haar meegaan.
Mogelijk worden zij opgevangen door de Waalse kerk.
Wel is bekend dat de drie kinderen op 14 september 1813, anderhalf jaar na het overlijden van hun vader, onder de naam Balem worden ingeschreven bij het Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsengracht, op de hoek van de Leidsestraat.
In de notitie staat;”Lijsje ……. is weggelopen.” Blijkbaar was niet bekend wie hun moeder was.


Het is niet bekend hoe het met de drie kinderen in het Aalmoezeniers-weeshuis is gegaan.
De onderstaande praktijk is echter van toepassing.
Kinderen onder de vier jaar worden uitbesteed aan een min.
De min krijgt per kwartaal een bedrag van fl 14,18 voor de verzorging van het kind.
Als de kinderen terug komen in het weeshuis dan gaan ze tot aan hun tiende jaar naar het kleinkinderhuis.
De jongens worden gescheiden van de meisjes.
Na deze periode gaat het kind over naar het grootkinderhuis.
Daar krijgen de meisjes enig onderricht en worden daarna in de brei-, linnen- of wolwinkel van het weeshuis geplaatst.
De jongens gaan vanaf hun vijftiende jaar bij een baas in de leer.
Op hun achttiende jaar verlaten de kinderen in de regel het weeshuis.
Meestal krijgen ze dan een uitzet mee, vaak bestaande uit gereedschap.

Rond 1800 zitten er duizenden kinderen in het weeshuis.
Van hen werden er in de jaren tussen 1800 en 1817 jaarlijks 300 tot 800 te vondeling gelegd.

De condities in het weeshuis zijn slecht.
In 1820 schrijft C.J. Nieuwenhuis: “Bijna alle kinderen zijn te klein van gestalte, ze zijn niet tot wasdom gekomen en hebben een zwakke maag. Ze zijn bleek van kleur, hebben last van huidziekten en hoofdzeer. Er slapen drie tot vijf kinderen in een krib en de kamers zijn onvoldoende gelucht. Het eten is zwaar en te weinig, met als gevolg dat er te schokkerig gegeten wordt om genoeg te krijgen.”

Geprojecteerd op de kinderen Balm betekent het dat Jacob van september 1814 tot 1819 in het grootkinderhuis zit en van 1819 tot en met juni 1820 gewerkt zal hebben bij een baas.
In het patiëntenregister van het Buitengasthuis uit 1827 staat een vermelding over een ziekenhuisopname van 12 april 1826 tot en met 1 maart 1827. Hij wordt na 323 dagen uit het ziekenhuis ontslagen.
De tweede opname is van 21 november 1827 tot 1 maart 1828.
De opnameduur is dan 101 dagen.
Hij is de beide keren opgenomen op de mannenafdeling veneriek (geslachtsziekten).

Het beroep van Jacob is “kruier”, zoals zijn vader.
Hij woont in de Dirk van Hasseltsteeg.
Het niet bekend hoe zijn verdere leven is verlopen.

Voor Hendrik betekent het verblijf in het weeshuis dat hij van september 1814 tot en met 1819 in het kinderhuis is en van 1819 tot en met juni 1820 in het grootkinderhuis.
Hendrik (Hein) staat in 1829 vermeld in het huwelijksregister van Spaarndam.
Hij woont dan nog in Amsterdam, in de Egelantiersstraat nummer 38.
Hij verhuist in medio 1830 naar Spaarndam.
Het leven van Hendrik is beschreven in een biografie.

Johan, de jongste, wordt eerst ondergebracht bij een min en gaat daarna naar het kinderhuis.

De financiering van het onderhoud van de wezen staat onder druk.
Dit komt mede door de verplichte financiering van de Franse oorlogsvoering en de naweeën ervan.
Een manier om het aantal wezen terug te dringen is het opsporen van ouders die hun kind te vondeling hebben gelegd.

Tussen 1819 en 1821 worden maar liefst 1158 ouders opgespoord.
Mogelijk is Lijsje ter Voort één van deze ouders.
Ook kan Lijsje, na een kleine zeven jaar, tot inkeer zijn komen .
Ze haalt de kinderen op bij het weeshuis.
Zij verklaart op 9 juni 1820:
“Ik ondergetekende als moeder van bovengenoemde kinderen verklare bij deze dezelfde terug ontvangen te hebben, aannemende en belovende dezelve een goede opvoeding te zullen geeven van al het nodige te zullen voorzien en te zullen zorgen dat dezelve nimmer weder ten laste komen van dit Godshuis”.

Op 1 mei 1824 wordt het Aalmoezeniersweeshuis gesloten.
Kinderen die ouder dan zes jaar zijn, worden doorgezonden naar Koloniën van Weldadigheid te Veenhuizen in Drente.



In feite is het een gesticht voor Amsterdamse vondelingen, wezen, bedeelden en bedelaars. De volwassenen worden te werk gesteld bij het ontginnen van het gebied.
Het wegzenden uit Amsterdam stuit op veel weerstand. Regenten van het weeshuis nemen er zelfs ontslag voor.
Pas in 1863 komt er een einde aan het doorsturen. Het gesticht wordt een tuchthuis en gevangenis.

Een opmerkelijke Balm is de circa zes maanden oude vondeling Willem Balm. Hij wordt op 21 september 1816 door een zekere Jan Volkert afgegeven bij de portier van het Aalmoezeniersweeshuis.
Volkerts heeft het kind gevonden op de Loyersgragt tussen de Dwarsestraat en de Baangracht.
Op het kind wordt geen bericht gevonden. Het jongetje wordt evenwel Willem Balm genoemd.
Waren de ouders dan wel bekend?
Willem Balm behoort tot de kinderen die na 1824 naar Veenhuizen worden gestuurd.

Lijsje ter Voort overlijdt op 7 oktober 1825 op 44-jarige leeftijd, vijf jaar nadat zij haar kinderen uit het Aalmoezeniers heeft opgehaald.

Op 8 oktober wordt zij begraven.

Bronnen:

  • Archiefgegevens Ben Balm, Robert en Angenetha Balm en Joop Boxelaar.
  • H.P Jansen: “Kalendarium van de geschiedenis der lage landen”, 1874
  • Levie en Zantkuyl: “wonen in Amsterdam in de 17e en 18e eeuw”, 1980
  • A. Bredius e.a.: “Amsterdam in de zeventiende eeuw”
  • J.I. Israel: “de Republiek 1477-1806”, 1996
  • G. Mak: “Een kleine geschiedenis van Amsterdam”, 1999
  • Gemeentearchief Amsterdam: foto’s van de beeldbank.