1731 – 1792

De stamvader van de Nederlandse tak van de familie Balm, Jacob (Jaques) Balm(e), wordt omstreeks 1731 geboren.
Het geboortejaar is niet met zekerheid vast te stellen. De bronnen spreken elkaar tegen.
In de huwelijksakte in 1757 te Amsterdam staat de leeftijd van 26 jaar vermeld. Jacob moet dan in 1731 geboren zijn.
Bij de aangifte van zijn overlijden in 1792 wordt de leeftijd van 65 jaar genoemd. Zijn geboortejaar zou dan 1727 zijn.
Ook de geboorteplaats van Jacob is niet met zekerheid vast te stellen. In de huwelijksakte uit 1757 wordt Naarden aangegeven als plaats van herkomst.

In de huwelijksakte uit 1782, zijn tweede huwelijk, wordt de stad Turijn (Turin) in Noord-Italië genoemd.

Lang is gedacht dat Turn de plaats of streek van herkomst was. Deze naam komt niet in de topografie van Europa voor. Ook het Zwitserse plaatsje Thun wordt genoemd.
Dat Jacob Balm afkomstig is uit de streek Piëmont, met als hoofdstad Turijn, wordt bevestigd door een notitie in één van de archiefstukken van de Waalse kerkgemeenschap in Amsterdam.

In Turijn en omgeving worden medio 1730 diverse jongetjes met de naam Jacob of Jaques Balme geboren. Opmerkelijk is dat de namen van de kinderen die Jacob later in Amsterdam zal krijgen rond 1700 terug te vinden zijn in plaatsjes als San Germano, San Giovanni, Rodoretto en Torre Pellice. We treffen de volgende namen aan: Jean Balme, Anne Balme, Catharine Balme, Jeanne Balme, Elisabeth Balme en Sara Balme.
De naam “Balm” komen we in die tijd in Italië niet tegen; de naam “Balme” veelvuldig.
Het lijkt een zaak van mondelinge overlevering dat de naam in Nederland gewijzigd werd. Men sprak een naam uit en de ambtenaar schreef op wat hij hoorde. Het wegvallen van de stomme “e” bij Balm wijst erop dat deze door de persoon in kwestie niet werd uitgesproken of dat deze door de ambtenaar niet werd verstaan.
In het boek “Drie baarsjes en een ham” van S.W. Balm over de geschiedenis van het volksleven van Spaarndam, wordt de naam “Balme” aangehaald, als zijnde de “Franse” overgrootvader uit de Visserssteeg.
Zeer interessant is de ligging van het gehucht La Balme in de streek Piëmont, op 61 km ten noordwesten van Turijn.
Het is aanlokkelijk om te veronderstellen dat de familienaam Balm zijn oorsprong vindt in dit Piëmontese plaatsje. Nader onderzoek kan duidelijkheid geven.
Waarom ondernam Jacob Balm de tocht van Piëmont naar Nederland?
Waarschijnlijk moet de tocht gezien worden tegen de achtergrond van de roerige godsdienstige periode van die tijd. West-Europa ging al eeuwen gebukt onder godsdienstige twisten. De oppositie tegen de macht van de Rooms-katholieke kerk was sterk verbreid.
In Noord-Italië manifesteerden de Waldenzen zich. Zij ontleenden hun naam aan Petrus Waldus, een rijke zijdekoopman uit het Franse Lyon. Het verhaal gaat dat Waldus geïnspireerd raakte door een preek van een rondtrekkende prediker. Hij gaf zijn bezittingen aan de armen en volgde, in absolute armoede, Christus na.
Petrus Waldus (1140-1218)
Zijn aanhangers wilden zich niet houden aan de beperkingen die de paus aan zijn prediking wilde opleggen. Zij kwamen daardoor buiten de katholieke kerk te staan.
De Waldenzen waren talrijk in de dalen van het bergachtige Piëmont. Predikers vonden er een veilige schuilplaats.
Het Edict van Nantes, in 1598 door de Franse koning Hendrik IV uitgevaardigd, gaf een zekere mate van vrijheid aan protestanten en gereformeerden (de Franse Hugenoten). Gedurende de zeventiende eeuw kwam het verdrag steeds verder onder druk te staan. Uiteindelijk werd het verdrag in 1685 herroepen.
Harde maatregelen van de katholieke overheid tegen de Waldenzen en Hugenoten volgden. Turijn was rond 1700 een katholiek bolwerk, waar de inquisitie stevig huishield. De positie van de Waldenzen werd onhoudbaar. Velen kozen ervoor zich te laten “bekeren” tot het katholicisme.
Degenen die hun geloof trouw bleven, gingen gebukt onder verregaande terreur. Er zijn beschrijvingen van gruwelijke martelingen.
Al ver voor het herroepen van het Edict van Nantes was er sprake van een uittocht van Waldenzen naar landen waar protestanten en hervormden veilig konden leven, zoals Zwitserland, Duitsland, de Nederlanden, Engeland, Zuid en Noord-Amerika.
De uittocht werd versterkt in 1655, toen hertog Karel Emauel II van het hertogdom Savoye, een kruistocht begon tegen de Piëmontese Waldenzen. Het gevolg was dramatisch; er vielen circa zesduizend slachtoffers.
Waldenzen op de vlucht na de verwoesting van hun dorp.
Rond 1690 ondernamen naar Zwitserland gevluchte Waldenzen diverse pogingen terug te keren naar Piëmont.
Heldhaftig is het verhaal van de omsingeling van driehonderd Waldenzen, die zich maandenlang verschanst hadden achter steile rotsen hoog boven het dorp Balsiglia, niet ver van het Waldenzen-centrum Torre Pellica.
Dankzij een inval van Oostenrijkse troepen aan de noordoostgrens van Italië overleefden zij de strijd. De gebeurtenissen worden in geuren en kleuren beschreven in een klein museum in het oude schoolgebouw van Balsiglia.
Het embleem van de Waldenzen:
“het licht schijnt in de duisternis”.
Op 14 februari 1694 wordt in Turijn het verdrag van Reïntegratie gesloten. Aan protestanten wordt het recht verleend om ongehinderd in hun vroegere woongebieden te blijven wonen.
Van een volledige integratie was echter geen sprake. De Waldenzen worden gediscrimineerd.
Pas in 1848 verkrijgen zij de volledige burgerrechten.
Een bijzondere groep Waldenzen verdient bijzondere aandacht.
Een gezelschap van driehonderdachtentachtig Piëmontezen onderneemt in 1733 een barre tocht naar de Nederlanden, waar ze aan de zorg van de Waalse kerkgenootschappen zullen worden toevertrouwd. Deze groep is eerder gevlucht vanuit Piëmont naar het Zwitserse kanton Bern.
De herhaalde stroom vluchtelingen betekent voor de Zwitserse kantons een zware last. Omliggende protestantse landen wordt om steun gevraagd; zo ook de Nederlanden.
De Staten van Holland en West-Friesland reageren in een resolutie van 19 november 1733 positief op het verzoek. Tevens wordt een budget beschikbaar gesteld.
Spoedig vertrekken drie schepen over de meren en rivieren van Zwitserland richting de Nederlanden.
Op 26 november 1733 arriveren de schepen met de volwassenen en kinderen aan de dijk bij IJsselmonde (Rotterdam), vlak bij de monding van de Hollandse IJssel.
Zij worden begeleid door commissaris Wagener van het kanton Bern en een klerk met de naam Van Neck.
De mannen, vrouwen en kinderen worden met hun schamele bezittingen aan land gebracht. Blijkbaar is het een barre tocht geweest, want de schippers kunnen nauwelijks wachten op het moment waarop ze weer over hun vaartuigen kunnen beschikken.
Als tijdelijk onderkomen dienen vier schuren en een leegstaand huis.
Wagener en Van Neck stellen twee lijsten samen met namen en leeftijden van de Piëmontezen.
De eerste lijst geeft informatie over 166 personen en het ambacht dat zij uitoefenen. De tweede lijst bevat 222 personen, die niet in staat zijn om te werken.
Allen worden verdeeld over veertien steden met een Waalse kerkgemeente.Twintig van hen worden toebedeeld aan de stad Naarden.
Jacob Balm belandt uiteindelijk ook in Naarden, maar behoort niet tot de bovengenoemde groep vluchtelingen. Hij wordt op 5 mei 1754 ingeschreven bij de Waalse kerk.
Archives Wallonnes nr. 658
De vluchtelingen worden gehuisvest in de Weeshuiskazerne, een gebouwencomplex waar in de middeleeuwen het Mariaconvent (klooster) was ondergebracht.
In de late middeleeuwen moesten de nonnen plaatsmaken voor weeskinderen, militairen, een Waalse kerk en tegenwoordig het Comeniusmuseum.
het voormalige Weeshuiskazerne in Naarden
Geschat wordt er in totaal circa vijfenzeventigduizend Waldenzen en Hugenoten naar Nederland zijn gevlucht. Vijftigduizend van hen vestigden zich definitief.
Zo ook Jacob Balm.
Staalgravure van Jan Frederik Reckleben voor “de Atlas van Stolk”, gedateerd in 1675, “Nederland als toevluchtsoord voor vluchtelingen om het geloof”.
Centraal staat het uitzeilen van de pelgrims uit Delfshaven naar Amerika. Rechts het Waalse weeshuis van Amsterdam.
Jacob vestigt zich in 1754 in Amsterdam.
Prent van Amsterdam uit 1750, vervaardigd door J.C. Huquier.
Amsterdam rond 1750, 4e editie
vervaardigd door Gerrit de Broen sr
In oktober 1754 laat Jacob zich uitschrijven in Naarden.
Op 26 november laat hij zich inschrijven bij de Waalse kerk in Amsterdam.
uitschrijving bij Waalse kerk te Naarden in oktober 1754
inschrijving op 26 november 1754 bij Waalse kerk Amsterdam
In Amsterdam staat de vermelding dat hij afkomstig is uit Naarden.
Jacob is schoenmaker/lapper (cordonnier) van beroep. Dit staat genoemd in het “Grant livre des Pauvres Wallons”, van de Waalse kerk.
Hij betrekt een woning in de Sint Geertruidensteeg, een doodlopend steegje dat uitkomt op de Nieuwezijds Voorburgwal.
impressie van de Sint Geertruidensteeg
Op vrijdag 6 mei 1757 trouwt Jacob met Catharina Ottenhof. Catharina is geboren in juni 1731 te Oldenzaal (Overijssel).
De stamboom van de familie Ottenhof voert terug naar Arent Ottenhof, geboren omstreeks 1615 in Stad Delden in Overijssel. Arent is bakker van beroep.
De halfzus van Catharina, Maria Broekhuijsen, woont sedert 1742 met haar echtgenoot Barent in Amsterdam. Hij verkrijgt op 23 oktober 1742 het poorterrecht als biksteenverkoper. Hij was afkomstig uit Oldenburg (Duitsland).
Micheal Ottenhof, de jongere broer van Catharina, woont waarschijnlijk ook in Amsterdam en is later als getuige aanwezig bij de doop van Jacobus, de tweede zoon van Jacob Balm en Catharina Ottenhof.
Huwelijksakte Jacob Balm en Catharina Ottenhof op 6 mei 1757
Opvallend aan de akte zijn de verschrijving door de ambtenaar van de naam Balm en de ondertekening met een kruisje (analfabeet) door Catharina.
De ouders van Jacob staan als “overleden” beschreven. Zijn getuige is Abraham Rondo.
Ook de ouders van Catharina zijn al overleden. Haar getuige is haar neef Frederik Boos.
Jacob en Catharina krijgen in negen kinderen; vier zonen en vijf dochters.
- Arnold wordt geboren en/of gedoopt op 12 maart 1758.
Hij overlijdt op 23-jarige leeftijd op 9 oktober 1781.
Hij woont op het moment van overlijden bij zijn broer Jacobus aan de Bierkaay.
Zijn moeder zal kort na hem overlijden. - Jacobus wordt geboren en/of gedoopt op 23 januari 1760.
Hij overlijdt op 52-jarige leeftijd op 25 maart 1812. Het leven van Jacobus is beschreven in een biografie. - Jean-François wordt geboren en/of gedoopt op 22 oktober 1761. Hij overlijdt op 2-jarige leeftijd op 15 april 1764.
- Johanna Catharina wordt geboren op 6 augustus en gedoopt op 10 augustus 1766. Zij trouwt op 15 augustus 1788 met Albert Pijnes de Vries. Op 3 december 1802 hertrouwt zij, op 39-jarige leeftijd, met Jacobus Wagner.
- Catharina (Balem) wordt geboren op 27 januari 1766 en gedoopt op 29 januari. Vader Jacob wordt in de doopakte Jakop Balem genoemd.
- Francoise wordt geboren en/of gedoopt op 5 mei 1768. Ze overlijdt op 4-jarige leeftijd op 25 juni 1772.
- Jeanne (Jeanneton) wordt geboren op 24 juni en gedoopt op 27 juni 1770. Ze overlijdt op 1-jarige leeftijd op 2 februari 1772.
- Jean wordt geboren op 10 mei 1773 en gedoopt op 16 mei 1773.
- Elisabeth wordt geboren op 26 april en gedoopt op 27 april 1777. Ze overlijdt twee dagen later, op 29 mei 1777.
In het archief van de Waalse kerk is zowel in het “Grant livre des Pauvres Wallons”, als in het “Livre des Dons” te lezen dat Jacob tot aan zijn dood in 1792 bijstand krijgt.
Gedurende zijn leven ontvangt hij het bedrag van ruim fl 8.300.
De bedragen worden aan het einde van de even maanden uitgekeerd in geld en in de vorm van brood. Bij het totaal zijn extra toelagen inbegrepen voor het betalen van de begrafenissen van zijn dochters Françoise, Jeanne en Elisabeth.
Twee keer krijgt hij een extra toelage.
De laatste, ter grootte van fl 25, wordt uitgereikt op 12 november 1781, een maand voor het overlijden van zijn vrouw Catharina.
Catharina overlijdt op 6 december 1781 aan de tering. Ze is vijftig jaar oud geworden.
Zij wordt op 9 december 1781 begraven op het Sint Antonieskerkhof.
register Sint Antonieskerkhof
Kort voor haar dood maakt zij het overlijden mee van haar oudste zoon Arnoldus en van haar eerste kleinkind Harnoldus, het zoontje van haar tweede zoon Jacobus.
Jacob blijft achter met de 21-jarige Jacobus, inmiddels getrouwd, de 18-jarige Johanna Catharine (Anna), de 15-jarige Catharina en de 8-jarige Jean.
Jacob woont nu in de Sint Annenstraat, een zijstraat van de Warmoesstraat.Sint Annenstraat
Op 12 april 1782 trouwt de 51-jarige Jacob met de 26-jarige Christina Gankema. huwelijksakte Jacob Balm en Anna Catharina Ottenhof
Uit de ondertekening door Jacob blijkt dat zijn handschrift er in de jaren op achteruit is gegaan.
In het weesboek van het Sint Antonieskerkhof staat vermeld:
“de 12e april 1782 heeft de weduwnaar van Anna Catharina Ottenhof verklaard geen middelen te hebben om iets voor moedererf aan zijn minderjarige kinderen te kunnen bewijzen, ’t welk Jacobus van de Brun getuigde de waarheid te zijn”.
Christina Gankema wordt omstreeks 1757 geboren in de Duitse stad Embde .
Uit archiefstukken van de Waalse kerk blijkt dat er connecties waren met de Franse kerk in Embde.
Op 13 oktober 1782, zes maanden na hun huwelijk, wordt Sara Christine geboren. Zij werd gedoopt op 16 oktober.
In het overzicht van de verleende bijstand vanaf februari 1789, worden de kinderen uit zijn eerste huwelijk niet meer vermeld.
Van Jacobus, inmiddels 29 jaar, Anna, 25 jaar en Catharina van 22 jaar is dit te begrijpen. Over Jean worden geen gegevens in de archieven gevonden.
Vanaf 1789 tot aan zijn dood in 1792 krijgt Jacob vijftig tweestuiverstukken per week aan bijstand. Twintig tweestuiverstukken daarvan krijgt hij uitgereikt in de vorm van vier broden per week.
Jacob overlijdt begin maart 1792 in een woning aan de Oude-Zijds-Voorgburgwal. Hij lijdt aan problemen op zijn borst.
Aangifte van zijn overlijden wordt gedaan door Jacobus, zijn tweede zoon.
Hij wordt op 14 maart 1792 begraven op het Sint Antonieskerkhof.Sint Antonieskerkhof

Het kerkhof was gelegen tussen de Nieuwe Herengracht, de Muidergracht, de Nieuwe Keizersgracht en de Weesperstraat.
Het kerkhof werd in 1639 aangelegd. Toen lag het nog buiten de stadswal.
Door het regelmatig optreden van de pest en andere dodelijke ziekten was het aantal sterfgevallen in de stad hoog.
In 1654 overleden 24.148 Amsterdammers.
De nieuwe begraafplaats was vooral bestemd voor minder- en onvermogenden.
Op 17 juli 1640 vond de eerste begrafenis plaats.
Na de laatste uitbreiding van de stad kwam het kerkhof binnen de bebouwde kom te liggen.
Pas in 1866 werd het kerkhof gesloten.
In 1870 werd een deel van het kerkhof in gebruik genomen als proeftuin voor de Hortes Botanicus.
Links het Hortusplantsoen
Op het resterende deel werden in 1885 twee schoolgebouwen neergezet.
Bij het bouwrijp maken van het terrein aan de Weesperstraat werden vele skeletresten aangetroffen.
Christina Margaretha Gankema overlijdt op 20 november 1822 in het Binnengasthuis te Amsterdam. Zij is vijfenzestig jaar oud geworden.
Uit het archief van “de huiszittenhuizen” blijkt dat zij na 1808 nog steun kreeg voor zichzelf en haar partner J. Balem.
Wie deze J. Balem is, is niet bekend. Ligt hier een relatie naar Jan Balm, die op 19 september 1804 samen met Maria van der Mieren doopgetuige was bij de doop van Jacobus Balm, de kleinzoon van de de oude Jacob Balm, en kind van Jacob (de tweede) Balm en Lijsje ter Voort?
bronnen:
Archiefgegevens: Robert en Angenetha Balm, Fons Balm en Ben Balm
As-Vijvers, A.M.:”De weeshuiskazerne van Naarden; over susteren, soldaten, Walen en wezen”, Uitgave stichting Vijverberg.
Balm, S.W., e.a.:”Drie baarsjes en een ham”.
Bergen Magazine: 2009, nr 4 (http://www.bergwijzer.nl/magazine)
Gemeente Amsterdam: Gemeentearchief Amsterdam
Historische vereniging Gouda: “de Waldenzen of Piëmontezen in Gouda”, artikel uit 2017.
Janssen, H.P.: “Geschiedenis der middeleeuwen”.
Janssen, H.P.: “Kalendarium van de geschiedenis der Lage Landen”.
Martinet, J.F.: “de kerkelijke geschiedenis de Waldenzen in de valeyen van Piëmont”